5e Deviant debatGelijkwaardigheid en psychiatrie
Decennia lang was de relatie GGZ-cliënt- hulpverlener bijna per definitie
ongelijkwaardig. Maar de hulpverlener, die vroeger bij een cliënt de deur op slot
draaide, moet nu aanbellen en mag blij zijn als hij wordt binnen gelaten. Cliënten worden
mondiger, bevoogding raakt uit de tijd. Gelijkwaardigheid en wederzijds respect zijn
sleutelwoorden, die steeds frequenter in beleidsplannen opduiken. Goede zorg gaat uit
van de belangen van de cliënt en is gebaseerd op gelijkwaardigheid, heet het anno 2001.
Maar wat betekenen die woorden? In hoeverre wordt dit met de mond beleden principe
ook in praktijk gebracht? Welke barrières zijn er te overwinnen en welke ontwikkelingen
bevorderen gelijkwaardigheid? Deviant, tijdschrift tussen psychiatrie en maatschappij en
het Platform GGZ Amsterdam organiseerden op 19 april 2001 een openbaar debat over
de betekenis van gelijkwaardigheid in een psychiatrische setting.
19 april 2001, 14.00 uur. In het Amsterdamse CREA theater zijn alle stoelen bezet.
Laatkomers moeten genoegen nemen met een staanplaats. Het is duidelijk: het thema
gelijkwaardigheid en psychiatrie scoort. Het scoort, meldt discussieleider Gee de Wilde, omdat
er nogal wat gevoelde ongelijkwaardigheid is in de psychiatrie. En niet alleen in de psychiatrie;
ook het dagelijks leven is doortrokken van ongelijkwaardigheid. “We hebben allemaal in onze
jeugd wel eens gevraagd: ‘waarom moet ik dit doen?’” verduidelijkt de Wilde. “Dan
antwoordde je vader of moeder: ‘omdat ik het zeg.’ Tegenwoordig worden dergelijke botte
antwoorden vermeden en heet het: ‘omdat onderzoek heeft uitgewezen dat dit het beste voor je
is.’ De boodschap wordt in bedekte termen uitgedragen, maar in wezen is er weinig nieuws
onder de zon.” Toch is er een algehele trend richting toenemende gelijkwaardigheid te
bespeuren, meent een eerste discussiant. Hij wijst op de bejegening van homoseksuelen, die
nog niet zo lang geleden als “grof vuil” werden beschouwd, maar inmiddels mogen trouwen en
kinderen kunnen adopteren. Een andere seksuele geaardheid is geen vrijbrief om mensen
ongelijk te behandelen. Na deze positief getoonzette aftrap, volgen de kanttekeningen. “Een
leerling op school is afhankelijk van een docent, volwassenen zijn ook weer afhankelijk. Die
ongelijkheid is een gegeven, ook in de psychiatrie”, meent een vrouwelijke spreker. Een
mannelijke opponent nuanceert: “Als een chirurg jou moet opereren, is er geen sprake van
gelijkwaardigheid, maar je kunt wel proberen gelijk- waardig te zijn. Je kunt in het
voorgesprek, als het gaat over de wijze waarop er kan worden ingegrepen, vanuit die gelijk-
waardigheid functioneren en samen nagaan wat de mogelijkheden zijn, waarna je in
samenspraak een keuze maakt. Maar als je eenmaal onder het mes ligt, is er geen sprake meer
van gelijkwaardigheid, want dan oefent die chirurg gewoon zijn vak uit.”
“Gelijkwaardigheid en gelijkheid, de begrippen tuimelen over elkaar heen,” concludeert de
Wilde. “Is het belangrijk ze uit elkaar te houden?” De microfoon zwaait naar Dorine Bauduin,
verbonden aan het Trimbos Instituut, die een poging tot ontleden onderneemt: “Mensen zijn
onderling verschillend, maar toch moet je elkaar gelijk behandelen, omdat iedereen gelijk is in
waarde,” zegt ze. Daarmee sluit Bauduin aan bij de omschrijving in de Grote van Dale.
Gelijkwaardigheid, meldt het woordenboek, betekent: ‘gelijk in waarde, maar in vorm, soort of
hoedanigheid verschillend.’
Eigen netwerk
Daarmee is het laatste woord niet gezegd. Diverse sprekers wijzen op het verschil in
machtsverhoudingen, dat vooral in de psychiatrie veelal schrijnend aanwezig is. “De
hulpverlener moet niet de taal van de machthebber spreken, maar de taal van de cliënt, op het
moment dat deze lijdt. Er is pas sprake van gelijkwaardigheid als de vragen die de cliënt stelt,
op respectvolle wijze worden beantwoord.” “Ongelijkwaardigheid is geen gegeven,” meent een
volgende spreekster. “Afhankelijkheid is een gegeven, maar het feit dat we allemaal in
verschillende situaties van elkaar afhankelijk zijn, wil nog niet zeggen dat we ongelijkwaardig
zijn. Mensen zijn verschillend, hebben verschillende soorten kennis, maar dat betekent niet dat
de ene mens meer waard is dan de ander.” “Als iemand bepaalde kennis heeft waarmee jij kunt
worden geholpen en zo iemand gaat met respect met je om, dan is er geen sprake van
ongelijkwaardigheid,” beaamt een volgende discussiant. “We praten dan gewoon over
verschillen tussen mensen en het is alleen maar goed dat die er zijn. Niet iedereen wil bij de
Belastingdienst werken.”
Het feit dat iemand over macht beschikt, impliceert niet dat daar per definitie misbruik van
wordt gemaakt, menen verschillende sprekers. Maar toch ligt het gevaar, zeker in de
psychiatrie, voortdurend op de loer. In het overvolle zaaltje van het CREA theater, waar de
temperatuur subtropische waarden bereikt, wordt oud zeer opgerakeld en raken de
gemoederen soms danig verhit. “Ik heb hulpverleners nog nooit als gelijkwaardig gezien,”
betoogt een strijdlustige dertiger. “Ik zie ze eerder als minderwaardig, omdat ze niets toevoegen
aan mijn persoon. Een hulpverlener kan hooguit een luisterend oor bieden, maar dan nog moet
je een hele avond praten, met het risico dat je niet wordt begrepen. Ik zie meer in
zelfhulpgroepen. Maak je niet afhankelijk, creëer je eigen netwerk. Dat doe ik ook en zo
participeer ik volwaardig in de maatschappij.”
Fijne psychiater
Welke ervaringen hebben psychiatrische cliënten met ongelijkheid en ongelijkwaardigheid?, wil
de discussieleider weten. Reacties blijven niet uit. “Ik heb een hele fijne psychiater”, erkent een
goedgebekte vrouw, “maar toch ervaar ik mijn positie als ongelijkwaardig. Dat heeft alles te
maken met afhankelijkheid: ik besef dat ik geheel afhankelijk ben van iemands kennis en kunde.
Toch heb ik vrede met die ongelijkwaardige relatie en dat komt omdat ik met respect wordt
behandeld.” Niet iedereen kan leven met die gevoelde afhankelijkheid: “Het voelt onprettig,
omdat je geen of weinig invloed op je eigen situatie kunt uitoefenen. Voor het nemen van
beslissingen ben je afhankelijk van de informatie die de hulpverlener je aanreikt. Als die persoon
informatie weglaat, vallen je beslissingen anders uit. Je hebt je eigen leven maar voor een
beperkt deel in de hand.”
Macht en afhankelijkheid, het zijn thema’s die veel cliënten verontrusten. Gelijkwaardigheid is in
praktijk nog ver te zoeken, menen verschillende sprekers. “Als psychiatrisch patiënt ben je
onmondig. Voor het zelfde geld word je bij wijze van spreken doodgespoten. Je hebt geen
enkel recht van spreken, want je bent in de war. Er wordt niet naar je geluisterd, je bent
nergens.”
Stigmatiserend
Wantrouwen is een levensgroot probleem in de hulpverleningssituatie, zo bleek tijdens dit vijfde
Deviant debat. Dat wantrouwen is soms heel hardnekkig, geeft een spreekster toe: “ Ik ben in
therapie geweest en aan het begin zei mijn therapeute: jij bepaalt wat er hier gebeurt. Ik heb er
twee jaar over gedaan voor ik haar kon geloven. In die twee jaar is gebleken dat ze de
waarheid sprak. Ik denk dat mijn hele probleem eruit bestaat, dat ik iedereen wantrouw in dit
veld.”
Een psychiatrisch patiënt wordt gereduceerd tot zijn ziektebeeld, menen diverse sprekers. Die
etikettering verhindert bij voorbaat een gelijkwaardige behandeling. “Ik heb er bezwaar tegen
dat ik niet als persoon binnen kom, maar als ziektebeeld,” legt een spreekster uit. “Maar we zijn
allemaal individuen, we zijn allemaal verschillend, ook al hebben we dezelfde ziekte.” Haar
buurvrouw knikt instemmend: “Ik heb borderline en dan ben je per definitie lastig. Van
gelijkwaardigheid is dan geen sprake. Een hulpverlener zou moeten beginnen met mij te zien als
mens, want ik heb meer kanten dan alleen borderline.” “Ik herken dat”, beaamt een vrouw op
de eerste rij. “ Je krijgt een etiket opgeplakt en vervolgens word je geïdentificeerd met dat
etiket en word je zoveel mogelijk rustig gehouden. Ik ben manisch depressief, maar ik heb nooit
het idee gehad dat serieus is geprobeerd daar iets aan te doen.” Een mannelijke cliënt is het niet
geheel eens met de voorgaande sprekers: “Het is van levensbelang dat een therapeut bepaalt
wat er aan de hand is en het is onvermijdelijk dat daarbij jargon wordt gehanteerd. Zelf heb ik
twintig jaar moeten wachten op mijn diagnose. Ik was dolgelukkig toen eindelijk duidelijk werd
wat er met mij aan de hand was. Dat heeft ook de grondslag voor de verdere behandeling
gelegd. Het stellen van een diagnose is gewoon de voorwaarde voor het op gang brengen van
een therapeutisch proces.”
Etikettering is wellicht onvermijdelijk, maar het werkt al snel stigmatiserend, weet een
spreekster: “Ik probeer weer aan het werk te komen, maar als borderliner is dat allesbehalve
makkelijk. Als je een bepaald etiket hebt, wordt vergeten dat je ook andere, goede en gezonde
kwaliteiten hebt.”
Gezonde werkrelatie
Gee de Wilde voert de discussie terug naar het eigenlijke thema en wil weten of er cliënten zijn
die hebben ervaren dat een gelijkwaardige therapeutische relatie mogelijk is. Dat blijkt het
geval.”Vanaf het begin heb ik een hele duidelijk werkrelatie met Maria, mijn therapeut,” meldt
een jonge vrouw. “Het is in mijn beleving ook een hele gelijkwaardige relatie, omdat er naar me
wordt geluisterd, omdat er vertrouwen is en omdat ik als individu wordt behandeld en een eigen
inbreng heb.”
Een gezonde, gelijkwaardige relatie tussen cliënt en hulpverlener is en blijft een werkrelatie, die
alleen floreert als de grenzen duidelijk zijn gemarkeerd. Een zekere afstand is voorwaarde voor
een gelijkwaardige relatie: “Ik ben jarenlang in therapie geweest bij een vrouwelijke
psycholoog. Op het laatst waren we zo vertrouwd met elkaar geworden, dat zij mij als vriendin
ging zien. Op een dag nodigde ze me uit voor een huwelijksfeest. Eerst vond ik dat eng, maar
uiteindelijk ben ik er toch naar toe gegaan. Het was ontzettend gezellig, maar na afloop dacht ik:
ik kan nooit meer bij haar als psycholoog terecht. Waarom? Omdat het te gelijk was. Ik had
dat al eerder gemerkt, toen ik haar vertelde dat er iets op lichamelijk gebied met mij aan de
hand was. Ze was daar heel erg emotioneel door geworden. De afstand ontbrak en zonder
voldoende afstand kan een hulpverlener je niet de hulp bieden waar jij om vraagt.”
De cliënte van Maria knikt instemmend: “Als Maria tegen mij zou zeggen: ‘Ik geef een feestje,
kom je ook?’, zou ik antwoorden: ‘Sorry, maar zo sta je niet in mijn leven. We hebben een
zakelijke overeenkomst. Ik heb je kennis nodig, je kunde, je begeleiding, niet je vriendschap.’”
“Maria, waarom nodig jij haar niet uit voor een feestje”, wil De Wilde weten. “Als ze bij mij op
een feestje komt is de kans groot dat ze van alles over mij te weten komt,” antwoordt de
therapeute. “Dan kan ze zich zorgen over mij gaan maken, maar daar betaalt ze mij niet voor.
Ze betaalt mij om aandacht van mij te krijgen, die ze elders niet op die manier krijgt. Die
aandacht moet ik haar geven, dat is onze deal. Dat impliceert dat je afstand moet bewaren,
want anders is een cliënt misschien geneigd rekening te houden met het feit dat ik een gezin en
kinderen heb en dat is niet de bedoeling. Je moet altijd zorgen dat jij degene bent die geeft wat
iemand nodig heeft en als je dat niet meer kunt geven, moet je stoppen.”
Gelijkwaardige uitwisseling
Psychiaters zijn er in maten en soorten, zo bleek uit het relaas van een man, die tien jaar geleden
bij een bijzondere hulpverlener belandde. “Die psychiater zei: dit is jouw probleem, niet mijn
probleem.Vervolgens moest ik mijn hele verhaal zelf noteren. Dat was goed voor mij. Ik moest
voorlezen wat ik had opgeschreven en als ik dan vroeg: wat gaan we verder doen? zei hij: ’Zeg
het maar. Jij bepaalt het’. Hij was meer een adviseur en dat vond ik wel prettig. Hulpverleners
moeten je een spiegel voor houden, zodat je jezelf weer duidelijk van alle kanten kunt zien.
Zo’n bescheiden, adviserende rol van een hulpverlener, vind ik goed.”
De discussie kabbelt voort, om tenslotte weer uit te komen bij het hoofdthema, dat de
gemoederen blijft beroeren. Vanaf een staanplaats achterin probeert een mannelijke discussiant
de begrippen gelijkheid en gelijkwaardigheid te ontwarren. “Mensen zijn niet gelijk, maar wel
gelijkwaardig. Als ik in een winkel iets koop, ben ik niet gelijk aan die winkelier, want die heeft
andere belangen. Maar er vindt wel een uitwisseling plaats en die dient op gelijkwaardige basis
te gebeuren. Je moet als klant serieus worden genomen en ervan op aan kunnen dat je geen
appels krijgt, als je uien hebt besteld.” Een Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige meent dat
gelijkwaardigheid onmogelijk is, zolang hulpverleners geld verdienen aan contacten met cliënten.
“Dat uitgangspunt is gewoon ongelijkwaardig. Ik probeer wel die relatie gevoelsmatig
gelijkwaardiger te krijgen, door me te verdiepen in de levensgeschiedenis van de persoon die
tegenover me zit. Ik wil een zo volledig mogelijk beeld krijgen; daardoor wordt iemand ook
waardevoller voor mij. Ik probeer me ook in iemands positie te verplaatsen en denk altijd: ik
kan zelf ook in de situatie van cliënt terecht komen. Hoe zou ik me voelen aan de andere kant
van die tafel? Door dit soort dingen te bedenken, probeer ik die gelijkwaardigheid te vergroten,
maar echt gelijkwaardig wordt zo’n hulpverleningssituatie nooit.”
Niet heilig
Een psychiater moet laten zien dat hij ook maar een mens is, betoogt een volgende discussiant.
Hij moet z’n zwakke kanten durven tonen, alle arrogantie laten varen en tonen dat ook hij niet
heilig is. “Ik heb vijf jaar een psychiater gehad en die zei: jij hebt borderline, maar ik heb
borderline trekjes. Regelmatig lagen we overhoop, maar het is de meest menselijke hulpverlener
die ik ooit heb ontmoet. Hij liet iets van zichzelf zien en daardoor was er een band. Tegelijk
bleef hij de hulpverlener, die mij dingen leerde.”
Cliënten hebben vaak de behoefte om iets aardigs te doen richting hulpverlener. Dat varieert
van het aanbieden van een kop koffie tot het bakken van een taart of het leveren van een dienst.
Dit soort gebaren verkleint de afstand tussen cliënt en hulpverlener en vergroot het gevoel van
gelijkwaardigheid. Er is sprake van een wisselwerking waar beide partijen veelal van genieten.
Dorine Bauduin resumeert: “In de psychiatrie is veel ongelijkheid. Die is inherent aan de
verschillende posities die mensen innemen. Een cliënt verdient op een andere manier zijn geld
dan een hulpverlener. Dat hoeft een gelijkwaardige relatie - wat inhoudt dat ze elkaar als mens
gelijkwaardig behandelen – niet in de weg te staan. Het is belangrijk dat een cliënt als individu
wordt gezien en met respect wordt behandeld. Dat er goed naar de cliënt wordt geluisterd. Ik
denk dat het belangrijk is om als hulpverlener in de huid van de cliënt te kruipen. Maar ook een
cliënt moet zich kunnen verplaatsen in de ander. Hij dient te beseffen wanneer hij respectvol is
en wanneer niet. Op het gebied van gelijkwaardigheid hebben ze allebei een rol te vervullen.”
Dek je in!
De koffie is genuttigd, de pauze voorbij. De Crea-locatie is nog altijd propvol, want, weten de
betrokkenen, in het tweede deel van het middagprogramma passeren de mogelijkheden om het
gevoel van gelijkwaardigheid te vergroten de revue. Stimuleren nieuwe ontwikkelingen in de
psychiatrie, zoals het Persoonsgebonden Budget (PGB), cliëntgestuurde initiatieven en
ongebonden schilvoorzieningen de gelijkwaardigheid? De discussieleider geeft het woord aan
Cor van Houselt, een maatschappelijk werker die zich laat inhuren door mensen die beschikken
over een Persoonsgebonden Budget. “Mijn cliënten kiezen bewust voor mij als hulpverlener en
ze sluiten met mij ook een contract af. Het staat de klant vrij om te zeggen: dit bevalt me niet
langer, ik ga naar een ander. Ik denk dat het PGB een instrument is dat de gelijkwaardigheid
kan bevorderen, omdat er een hele concrete materiële transactie plaats vindt: er wordt in
onderling overleg een afspraak gemaakt over de te leveren diensten en daar wordt vervolgens
voor betaald. Dat lijkt me aardig gelijkwaardig. Het feit dat ik mijn praktijk aan huis heb, dat
mensen ook iets van mijn privé situatie afweten en dat ze me altijd als daar een reden voor is
mogen bellen, stimuleert ook dat gevoel van gelijkwaardigheid.” “Zit er iemand met een PGB in
de zaal”, wil Gee de Wilde weten. Dat blijkt het geval. Naast Cor van Houselt zit een kordate
vrouw, die sinds 1997 over een eigen GGZ- budget beschikt. Voor vier uur per week mag zij
haar diensten inkopen. In het begin probeerde ze dat bij de reguliere instellingen te doen, maar
daar is ze ontevreden weggelopen, omdat haar persoonlijk begeleider zelden of nooit te
bereiken was. “Ik heb het geluk dat ik Cor heb gevonden”, zegt ze, “want hij is er gewoon voor
je. Ik heb ook een crisiskaart, dus als die Rechterlijke Machtiging er komt, waar nu sprake van
is, kunnen ze mij niets maken. Ik heb mezelf aan alle kanten ingedekt, want ik wil niet in de
isoleer, ik wil geen spuiten, ik wil geen psychiaters. Dus mensen, doe als ik, dek je goed in.
Zorg dat je een PGB krijgt, dan kun je zelf de hulp inkopen die jij wenst. Zorg dat je een
crisiskaart krijgt, zodat die gekke psychiaters je niet de isoleercel in kunnen werken. Zorg voor
goede hulp, allemaal. Dek je in!” “
Wonderlijke verdieping
Als de aanwezigen zijn uitgeklapt, mag Heinz Molders uitleggen hoe bij Multiloog – zijn
geesteskind - de regels van gelijkwaardigheid worden gehanteerd. “Het gaat er bij ons om dat
mensen op een veilige manier hun hart kunnen luchten. Er heerst geen wij-zij sfeer. Cliënten,
familieleden, buurtgenoten en hulpverleners zitten als gelijken bijeen. Iedereen kan die dingen
inbrengen die men in wil brengen en de aanwezigen hebben respect voor elkaar en luisteren
naar elkaar.” Bij Multiloog lukt wat in de kliniek mislukt, weet een hulpverleenster. “Ik streef op
mijn werk ook altijd een gelijkwaardige dialoog na, maar dat lukt zelden. Bij Multiloog weet je
niet wat de ander is of doet. Dat is in die setting ook irrelevant en dat maakt deze
bijeenkomsten zo uniek. Er was een keer een politieman die daar, eigenlijk tegen de regels in, in
uniform binnen kwam. Toen hij vertrok werd er gezegd: u kwam hier binnen als agent en u gaat
hier weg als mens. De relatie hulpverlener- cliënt ondergaat bij Multiloog een wonderlijke
verdieping. Het bereiken van gelijkwaardigheid kost in die setting geen enkele moeite.”
Zelfhulpgroepen en lotgenotencontacten voor zowel cliënten als voor hun familieleden blijken
eveneens bevorderlijk voor de gelijkwaardigheid. Men vindt er herkenning, erkenning,
bevestiging en steun, met als effect meer zelfvertrouwen, meer durf en een groter gevoel van
eigenwaarde. ”Ik ben lid van de Vereniging ‘Knokkers’”, meldt de strijdlustige dertiger, die al
eerder zijn mond roerde. “Dat zijn allemaal mensen die in het verleden veel ellende hebben
meegemaakt en er altijd alleen voor hebben gestaan. Bij de ‘Knokkers’ heb ik voor het eerst
betrokkenheid, intimiteit en openheid ervaren; gevoelens die ik mijn hele leven niet heb gekend.
Van deze positieve ervaringen heb ik in mijn leven veel profijt.”
Op het terrein van de zelfhulp bloeien honderd bloemen en die moeten vooral blijven bloeien,
menen diverse sprekers, maar toch kan het geen kwaad om wat bruggen te slaan tussen de
verschillende initiatieven. Immers, een stevig, gezamenlijk fundament is bevorderlijk voor een
professionele manier van werken. Bovendien kan er dan met meer effect worden gelobbyd.
“We kennen in Nederland de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie, maar tussen die
club en de diverse lotgenotengroepen zit geen schakel,” signaleert een mannelijke spreker. “Die
schakel is wel wenselijk, want we moeten als cliënten aan machtsvorming gaan doen, anders
komen we nooit een stap verder.”
Een eerste aanzet tot machtsvorming is al gegeven, in de vorm van de Landelijke Federatie
Ongebonden Schilvoorzieningen. Dat is een onafhankelijke federatie van voorzieningen die
naast de psychiatrie staat, zoals wegloophuizen, zelfhulpgroepen en vriendendiensten. Deze
stichtingen willen samen bij het ministerie financiering van hun voorzieningen aanvragen.
Uit de eigen cocon
Het loopt tegen vijven. De discussieleider werkt naar een afronding toe, maar eerst mag een
vertegenwoordigster van de Stichting Vriendendienst nog enkele wapenfeiten etaleren. In
Amsterdam telt de Vriendendienst 255 vrijwilligers. Het afgelopen jaar maakten 447 mensen
gebruik van de diensten van de stichting. Maar…er is een wachtlijst. En er is een tekort aan
vrijwilligers. Dat betekent dat er nog altijd mensen nodeloos achter de geraniums vereenzamen.
Voor mensen die lang op een ‘maatje’ moeten wachten, heeft stichting De Waterheuvel, een
Amsterdams clubhuis, een ontmoetingsplek gecreëerd. Maar er zijn meer mooie initiatieven te
melden. Zo werd op 27 oktober van het vorig jaar de vereniging ‘Psychi-anders’ opgericht:
een vereniging voor mensen met een kritische blik op de psychiatrie. Zij ontvingen een
startsubsidie van tweeduizend gulden uit het Noord Hollandse Cliëntenfonds. Ook andere vers
gestarte cliëntengroepen kunnen bij dit fonds een eenmalige subsidie van maximaal tweeduizend
gulden aanvragen.
Het vijfde Deviant debat eindigt met een verzoek om de petitie tegen het wetsvoorstel
Voorwaardelijke Rechterlijke Machtiging te tekenen. En met een oproep. De oproep om uit de
eigen cocon te stappen en de maatschappelijke acceptatie buiten de eigen kring te zoeken.
“Hier in het Crea theater zitten we met allemaal gelijkgestemden. Maar we moeten ons ook op
andere plekken in de maatschappij manifesteren. We moeten tonen dat we als psychiatrisch
cliënt niet onder doen voor niet-cliënten. We moeten laten zien dat we mee kunnen doen in de
maatschappij. Dat we gelijk-waardig zijn.